Dat proeven smaakte naar meer. Naar veel meer. Mijn klas vol tieners dompelde ik daarom wekenlang onder in poëzie a.d.h.v. drie thema’s: Woorden, Thuis en Spiegelbeeld. We leerden theorie, lazen bestaand werk én maakten gedichten. Eerlijk is eerlijk, er was heus tegenzin in het begin. Maar les na les werd de tegenzin minder en de zin meer: de pracht van poëzie kwam tot leven!
Op de gezichten en in de gedichten zag ik de kennis en kunde groeien. Of ik als docent ook glunderde? Duizend procent! Poëzie is namelijk bij uitstek onderwijs voor hoofd-hart-handen: een pittige theorietoets over pittige theorie (hoofd), gedichten bespreken over oorlog, verlies, hoop, verdriet (hart), gedichten lezen en analyseren (hoofd en hart) én in ieder werkboekje ook zelf een gedicht bedenken en uitwerken (alledrie).
Glimlachend knipte ik letters voor de leerlingen die onderweg naar school hun envelop vol letters verloren op het fietspad.
Kippenvel toen ik op tafel stond met een groot crèmekleurig laken, met daarop een gedicht geverfd over vluchtelingen. Er volgde een schitterend klassengesprek over angst en welkom en dat was meer dan welkom.
Ontroerd raakte ik, door de persoonlijke verhalen die gedeeld werden via de tekeningen over een verdrietig moment in huis. Wat een kwetsbaarheid en kracht.
En tranen van trots glommen in mijn ogen: die knappe leerlingen, die zoveel meer kunnen en zoveel meer waard zijn dan ze soms zelf denken.
Toen ik uiteindelijk bijna 75 werkboekjes met gedichten voor me uitspreidde op tafel, voelde ik me zo rijk. Ik bloeide, de boekjes bloeiden. De pracht van poëzie lag voor het oprapen en met ieder boekje groeide mijn glimlach. Liefde voor poëzie en liefde voor de leerlingen!
mw. Duijnkerke